Maria met het Kind in zilver

Maria met het kind

Gert de Kok

Deze Maria met het Kind toont ons de ambities en identiteitsvorming van het rooms-katholicisme in de 19e eeuw en de huidige plek van het christelijke geloof in Nederland.

In de noordtransept van de Onze Lieve Vrouwe Basiliek te Zwolle, aan de westwand van het gebouw is een bijzonder beeld te vinden. Maria met het Kind in volledig zilver en bezet met allerlei mineralen en edelstenen zoals topaas, robijn, opaal en koraal. Het beeld, 108 cm hoog en gemaakt in 1886 door Hellner, heeft een belangrijke plek in het geloofsleven van de rooms-katholieke parochiaan in Zwolle en tot ver daarbuiten. Deze Maria met het Kind toont ons de ambities en identiteitsvorming van het rooms-katholicisme in de 19e eeuw en de huidige plek van het christelijke geloof in Nederland.

Na 130 jaar een nieuw leven

Maria met het kind buiten de kerk tijdens de 7e Mariaprocessie rond de Onze Lieve Vrouwebasiliek aan de Ossenmarkt te Zwolle, 2013, beeld Harry Plantinga.

Sinds 2007 kent dit beeld een nieuw leven. Tijdens het Mariafeest (15 augustus) – binnen de Rooms-katholieke Kerk, wordt op Maria ten Hemelopneming de opneming van Maria met ziel en lichaam in de hemel herdacht – wordt het beeld in processie rondom de Ossenmarkt gedragen. Tijdens de processie worden er Marialiederen gezongen. Ter afsluiting van de processie wordt er een mis gehouden. Deze Mariaprocessie blijft elk jaar groeien – nieuwsgierigen en gelovigen weten hun weg naar Zwolle te vinden. Zwolle krijgt voor een klein moment de aanblik van een Zuid-Nederlandse stad. Dit beeld geeft zo een nieuwe traditie en geloofsuiting vorm in het hart van Zwolle. ‘“Een processie is een heel mooie manier om ons geloof aan de stad te tonen”, zegt initiatiefneemster Jacintha Lagemaat’ in de Trouw.

‘Prachtig!’ zou je zeggen… mooie traditie, goed voor de lokale parochie en voor de stad. Maar tot 1983 was het helemaal niet toegestaan om in processie door de stad te lopen met een beeld. Eeuwenlang gold er een verordening dat processies verbood. Waar is deze Maria uit 1886 dan voor bedoeld?

Tot 1983 niet gegund

Maria met het Kind is in opdracht gemaakt van de Zwolse broederschap tot Kevelaer. In Kevelaer kwamen veel Nederlandse katholieken uit het noorden van Nederland, omdat juist daar de katholieke geloofsuitingen verboden waren. In Kevelaer, een bedevaartsoord sinds 1642, wordt een bijzondere afbeelding van Maria vereerd. Deze plek ligt in Duitsland vlak over de grens bij Venlo. Kevelaer lag oorspronkelijk in het hertogdom Gelre en maakte daarmee deel uit van de Nederlanden, maar werd na 1713 Pruisisch en vanaf 1870 Duits. Onder Pruisisch bewind heerste er godsdienstvrijheid. Daarom gingen katholieken in grote getale naar deze plek en konden zij hun vieringen en processies in het openbaar houden.

Waar dit eerst in huifkarren en te voet gedaan moest worden – een grote inspanning die tot 8 dagen kon duren – maakte de komst van de trein de bedevaart op verschillende manieren makkelijker. Allereerst waren treinkaartjes goedkoop en was je door versnelde reistijden minder langer van huis – het werd dus toegankelijker voor armen. Daarnaast werden de processies minder politiek geladen. De openlijke vertoning van katholieken met hun godsdienstige uitingen kon namelijk niet op veel steun rekenen bij niet-katholieken. De protestanten konden moeilijk accepteren dat naast de protestantse religie het katholieke haar plek in de publieke ruimte opeiste. Ze zagen in de processies de macht van de paus en waren bang dat de katholieken het land terug wilden veroveren op de protestanten. In een afgesloten treinwagon is het dan allemaal net wat makkelijker. Wat hetzelfde blijft zijn de liederen die worden gezonden om de tocht door te komen en ritueel vorm te geven.

Eerste pagina van het boekje (1907) dat gebruikt werd tijden de processiebedevaarten naar Kevelaer. In de programmaboekjes werd verwezen naar liederen die hier te vinden zijn. Uit het Historisch Documentatiecentrum Overijssel.

Er waren waarschijnlijk zo’n vijftig processies per jaar vanuit Nederland naar Kevelaer. De broederschappen telden zo’n 100.000-200.000 leden op een bevolking van 1,5 miljoen. Grote getalen van de Nederlandse bevolking gingen dus op bedevaart … waaronder de Zwolse katholieken.

De eerste bedevaart richting Kevelaer vanuit Zwolle dateert uit 1779. Een jaar later wordt het Zwolse broederschap opgericht. De bedevaart naar Kevelaer werd verbonden aan deze Broederschap. Je zou dit kunnen zien als een aanjager van de processie en de organisatie daaromheen. In een boek dat de Broederschap in 1785 uitgaf ter stimulering van persoonlijke spiritualiteit wordt dit benadrukt door een pastor uit Antwerpen: ‘De broederschappen moeten aensien worden, als bequaeme middelen, om malkanderem op te wecken tot het goed, de eere en lof van Maria te vermeerderen , wel en christelyk te leven, en van elkanders verdiensten deelachtig te worden…’

Broederschappen in de 19e eeuw zijn dan ook volkser dan hun middeleeuwse voorlopers – en daarmee veel groter. De Zwolse Broederschap had bijvoorbeeld in de periode 1837-1871 tussen de 1576 en 2023 leden. En in 1886 – toen het nieuwe Mariabeeld gereed was – kocht de Broederschap wel 1165 spoorkaarten in voor alle bedevaartgangers en werden er 940 programmaboekjes gedrukt. Een massale tocht dus naar Kevelaer, Duitsland. Onderzoekers zien in de opkomst van de Broederschappen ook wel versterkers van de katholieke identiteit en een teken van het ultramontanisme.

Programmaboekje voor de bedevaartsprocessie naar Kevelaer te 1899. Uit het Historisch Documentatiecentrum Overijssel.

Ambities tot over de bergen

Ambities tot over de bergen

Tijdens de bedevaarten naar Kevelaer, die drie dagen duurde (in 1899), werd het beeld van Maria en het Kind uit de Onze Lieve Vrouwe Kerk per trein meegenomen. Een pastoor begeleidde de bedevaartgangers en ging voor in de mis te Kevelaer. Er was een afsluitende dienst in Zwolle na afloop van de bedevaart. Wat maakte nu dat eerder zilveren beeld van Maria -in 1862 door pastoor Van Kessel geschonken – niet meer aan de “eisenen van de goede smaak en nog veel minder aan die van den gothieken stijl” voldeed en moest worden vervangen door een nieuwe?

Zoals elke kunst is ook de religieuze gevoelig voor de mode. Die verandert nu eenmaal. Wat echter een belangrijker motief voor dit nieuwe beeld is de neogotiek. Deze stijl is een verwijzing naar de tijd de westelijke christenheid nog algemeen het eenhoofdig gezag te Rome aanvaardde. Zij grijpt in haar ontwerpen terug op de Middeleeuwen. In de 19e eeuw van Nederland geeft deze stijl dan ook aan dat de katholiek zelfbewuster is. Ze vormt haar identiteit aan de hand van haar eigen verleden …. toen ze sterk was. De opkomst van nieuwe neogotische kerken – na 1853 – en de langzame verandering van sommige kerkelijke interieurs in neogotische stijl markeren een nieuwe identiteit. Een identiteit die politiek gevoelig ligt.

Het ultramontanisme (letterlijk: over de bergen) is een leer binnen het Rooms-katholicisme die de autoriteit van de paus in zaken van geloof en discipline benadrukt. Paus Pius IX (paus van 1846-1878) was van deze richting. Hij benadrukte het ketterse karakter van de protestantse geloofsrichting en noemde de Nederlanden “het rijk van Holland en Brabant” … alsof sinds de Middeleeuwen er niets veranderd was. De nieuwe bisschopseed voor Nederland was dan ook: “Ik zal de ketters, scheurmakers en tegenstanders van de Heer (d.i. de Paus) of zijn opvolgers, zoveel in mijn vermogen is, vervolgen en bestrijden” (Rasker, vertaling van Latijn in voetnoet 18, p. 475).

De versterking van de hiërarchie en de invloed van het ultramontanisme is terug te vinden in de broederschappen. Zo ook die van Zwolle. Waar zij al in 1780 is opgericht wordt ze in 1856 door de aartsbisschop van Utrecht overgeplaatst, verbonden, aan de Onze Lieve Vrouwe Kerk – met bijzondere machtiging van paus Pius IX. In 1860 wordt er een nieuw reglement opgesteld waarin het eerste artikel gaat over de rol van de pastoor: niet alleen meer leken in het bestuur, pastoor ‘is Directeur der Broederschap en wordt bijgestaan’ door minstens twee anderen die gekozen worden.

De protestanten kunnen niet wennen dat het land niet meer protestants is … ultramontanisten ontkennen dat het ooit protestants is geweest. Of zoals Margry het treffend samenvat: “In zijn algemeenheid werd gevoeld dat het processieverbod een dam moest vormen tegen de ‘ultramontaanse aanmatiging’ die niet alleen het herstel van de hiërarchie voor ogen had gehad, maar ook een verdere ‘verovering’ van de publieke ruimte. De toename van in Nederland tot dan toe weinig gebruikelijke rituelen werd namelijk beschouwd als een vanuit Rome gestuurde uitbouw van het liturgische repertoire.”

Kerk en staat na 1795

Vanaf 1795 was er een scheiding tussen kerk en staat, maar het herstel van de bisschoppelijk hiërarchie vond in Nederland pas veel later plaats. In 1848 werd door een nieuwe liberale grondwet onder Thorbecke de scheiding tussen kerk en staat en de gelijkgerechtigheid van de verschillende kerken benadrukt. Vanaf toen werden er nieuwe pogingen gedaan om de hiërarchie te herstellen. Vanuit protestantse hoek is dit niet zonder slag of stoot toegelaten. In april 1853 – toen het recht om de hiërarchie te herstellen net gegeven was – werden er 200.000 handtekeningen ingezameld tegen deze beslissing met als grootste reden de waarschuwing tegen het ultramontanisme. Op 14 juni 1853 kwam er een nieuwe wet op de kerkgenootschappen. De overheid kan alleen beperkingen opleggen aan de godsdienstoefening die buiten plaatsvindt in het belang van de openbare orde. Zo is het dragen van gewaden die voor godsdienstige plechtigheden bestemd zijn alleen binnen kerkgebouwen en besloten plaatsen toegestaan. Nederlandse verdraagzaamheid en vrijheid bestaat dus uit zo weinig mogelijk aanstoot geven.

Old boys network met een missie

Old boys network met een missie

Achter Maria met het Kind valt een vijftal invloedrijke katholieken waar te nemen. Katholieken die staan voor een bewust katholicisme gegrond op de Middeleeuwen. Wij zouden het een old boys network kunnen noemen van mensen die elkaar leren kennen en zodoende elkaar opdrachten toeschuiven. De hoofdpersonen achter het beeld zijn op verschillende manieren met elkaar in verbinding te brengen.

Franz Xaver Hellner (1819-1901), streek Wuppertal. Opleiding tot goudsmid. In 1844 is hij getrouwd met enige dochter van goudsmid in Kempen. Zijn bedrijf ‘Establissement Franz Xaver Hellner’ te Kempen is één van de toonaangevende ateliers voor sacrale kunst in het Rijnland. Massaproductie van het establishment werd na 1848 door het proces van galvanisch vergulden vereenvoudigd.

Links: Op het schilderij (1884/1886?) van Henriette Chable is hij afgebeeld met het beeld bestemd voor Zwolle.

Franz Bock (1823-1899), kannunik te Aken en een grote opdrachtgever van Hellner. Bock organiseerd in Krefeld (1852) en Aken (1862) een tentoonstelling van edelsmeedkunst. Hij is één de leidinggevende figuren van de neogotische beweging in het Rijnland.

Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919), geboren in Keulen, komt uit een kunstenaarsfamilie. Hij wordt op latere leeftijd katholiek, misschien wel door zijn belangstelling voor middeleeuwse kunst. Aan het einde van zijn opleiding kwam hij de Akense kanunnik en oudheidkundige Franz Bock tegen, die nam hem onder zijn hoedde en wijdde hem verder in de middeleeuwse kunst. Door bemiddeling van Bock komt Mengelberg in 1865 naar Aken. Door bemiddeling van waarschijnlijk Bock maakt hij een bisschopszetel voor de kathedraal in Utrecht. Door kerkelijk autoriteiten later uitgenodigd om in Utrecht te vestigen.

Gerardus Wilhelmus van Heukelum (1834-1910) is dan priester en kapelaan van deze kathedraal te Utrecht. Tijdens zijn studie had hij Bock al eens ontmoet. Hij heeft omlijnde ideeën over kunst: aansluiten bij later gotiek in de lage landen, bijzonder de nederrijnse gebieden. De belangrijkste taak die Van Heukelum voor zich zag was het bijeen brengen kunstenaars die zijn ideeën in de praktijk konden brengen. Mengelberg wordt één van de vier kunstenaars – Utrechts Kwartet genaamd – en wordt door deze connectie aan veel werk geholpen. Tussen 1875 en 1883 wordt er in het aartsbisdom vrijwel geen kerk gebouwd of ingericht waaraan het Utrechts Kwartet niet bij betrokken was. Zo ook in Zwolle.

Otto Spitzen (1823-1889) werd geboren te Steenwijkerwold en stierf in Zwolle. Pastoor Spitzen was een geleerde priester met veel kennis van de kunst. Hij heeft polemieken gehad met de protestantse hoogleraar Hofstede de Groot, met liberale theologen en was zelf zeer orthodox. Hij heeft een artikel geschreven waarin hij de keuze van de kerk verdedigt dat de paus onfeilbaar verklaard is (1869, in boekvorm verschenen in 1870).

Foto van Nederlands Vaticaanse Tentoonstelling in 1887 te Amsterdam. Deze foto is onder andere zien in het archief van de Cuypers familie te vinden via hetnieuweinstituut.nl. Cuypers was net als Mengelberg en invloedrijk persoon in de katholieke identiteitsvorming door zijn neogotieke kerkgebouwen.

Naast deze polemieken hield Spitzen zich bezig met de vernieuwing van de Onze Lieve Vrouwe in Zwolle waar hij vanaf 1866 de pastoor is. Al in 1867 begint hij met de verbouwing van de kerk. Hij heeft correspondentie met Mengelberg – in het Duits – over de stukken en haalbaarheid. Voor honderden guldens worden er beelden en allerlei andere voorwerpen voor de kerk gemaakt. Het jaar 1886 dat Maria met het Kind, gipswerk van Mengelberg en uitwerking door Hellner klaar is, zitten Spitzen en Mengelberg ook in de organisatie van de Vaticaanse Tentoonstelling die in 1887 te Amsterdam gehouden zou worden.

Het doel van deze tentoonstelling laat misschien wel het allerbeste zien op welke manier Maria met het Kind als voorwerp het getuigenis was van katholiek zelfbewustzijn en de verbinding tussen de gezondheid van het katholieke leven en de kunsten. Hierbij een lang citaat uit de krant De Tijd over het doel:

[E]erbiedige hulde aan onzen Opperpriester op zijn gouden priesterfeest (Paus Leo XIII) en tegemoetkoming in de geestelijke behoeften van onze arme broeders in het geloof – kan niet anders dan geestdrift en deelneming wekken bij de Katholieken van Nederland, te recht beroemd om hun gehechtheid aan den Paus zoowel als om hun groote weldadigheid. Geen betere gelegenheid kan hun tevens worden geboden, om aan de Katholieken van geheel de wereld te toonen, hoe met de ontwikkeling van het katholieke leven in Nederland de ontwikkeling van de kerkelijke kunst gelijke tred heeft gehouden (cursivering GdK). […]In deze opgave zal wel ieder katholiek kunstenaar en industrieel voorwerpen en materieelen vermeld vinden, welke hij kan leveren en waarmede hij, dit verkiezende, naar de uitgeloofde prijzen kan mededingen.

Samenvatting: vijf mannen, gedreven door liefde voor kunst, het katholicisme en de paus, vormen een netwerk waarin voorwerpen worden geproduceerd die iets laten zien van het katholieke leven. Doordat de financiële middelen zijn toegenomen, de kerk meer top-down georganiseerd is en de techniek het toelaat zien we een groot aantal kerken veranderd in de mode van neogotiek en worden vele voorwerpen in die stijl gemaakt: waaronder onze Maria met het Kind. In 1887 worden van over de hele wereld kunstwerken gemaakt die geschonken worden aan de paus. Een loyaliteitsverklaring die in het Nederland, waar protestanten nog steeds duidelijk de meerderheid hadden, zeker gevoelig lag.

Mariaprocessie: authentiek en onschuldig

Een Mariaprocessie is nu authentiek en onschuldig

+/- 1965 wordt door Margry bestempeld als belangrijk omslagpunt in de discussie rondom het processieverbod. In deze tijd hielden veel devoties en religieuze rituelen op te bestaan, net als de reacties hierop van niet-katholieken. Echter, pas in 1983 verdwijnt het verbod op processies, waarschijnlijk door voortgaande ontzuiling en deconfessionalisering.

Processie Maria ten Hemelopneming Zwolle 2016

Nu leven we in 2018. Door de grondwetswijziging van 1983 mag er in de stad een Mariaprocessie gehouden worden. Het beeld mag gezien worden, de katholieken mogen gezien worden. Het gevaar van de katholieke ‘herkerstening’ ligt achter ons. De katholieke geloofsuiting symboliseert geen macht meer. En doordat veel mensen geen sterke binding meer met de kerk hebben ontstaat er nieuwe interesse voor spiritualiteit en daarbij behorende rituelen.


Bronnen

archief

  • Archiefnummer 1120.153, Programma der godsdienstoefeningen gedurende de bedevaart der Zwolsche Processie naar Kevelaer, 4-6 september 1899, Historisch Documentatiecentrum Overijssel.·
  • Archiefnummer 1120.157, Historisch Documentatiecentrum Overijssel.·
  • Archiefnummer 1120.219, Tekening van een altaar door W. Mengelberg, 17 april 1882, Historisch Documentatiecentrum Overijssel.· Archiefnummer 1120.371, Reglement voor de Zwolsche Broederschap van Maria tot Kevelaer in de Kerk van Onze Lieve Vrouw Hemelvaart te Zwolle (1860), Historisch Documentatiecentrum Overijssel. ·
  • Archiefnummer 1120.436, Kevelaers-liederen ten gebruike der Zwolsche Processie (1907), Historisch Documentatiecentrum Overijssel.
  • Archiefnummer 1120.582, Kwitanties + 1 ingekomen stuk wegens kerkverfraaiing van W. Mengelberg, 1871 – 1876, Historisch Documentatiecentrum Overijssel.·
  • Archiefnummer 1120.640, Kasboek van ontvangsten en uitgaven, behoorende aan de Zwolsche Broederschap van Maria tot Kevelaer, Historisch Documentatiecentrum Overijssel.·
  • Objectbeschrijving nummer 10495-19, Kerkcollectie digitaal Catherijneconvent.

 websites 

  • Broederschap-Kevelaer-Zwolle-eo. broederschap-kevelaer-zwolle-eo.nl.·
  • Plantinga, “Bijzondere processie Maria ten Hemelopneming.” 15 augustus 2013, Weblogzwolle, https://www.weblogzwolle.nl/nieuws/36346/bijzondere-processie-maria-ten-hemelopneming.html. ·
  • Van Eijsden, “Tweede Mariaprocessie een feit.” 16 augustus 2008, Weblogzwolle, https://www.weblogzwolle.nl/nieuws/8412/tweede-mariaprocessie-een-feit.html.

kranten·

  • “Katholieken mogen weer gezien worden in Zwolle”, 10 augustus 2007, Trouw
  • De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 22 oktober 1886. Bezocht via delpher.nl.

 boeken

  • ……. Nuttige oeffening ter eere van Maria, voor het Zwolsche Broederschap opgeregt in het jaar 1780 (Uitgave van de Zwolsche Broederschap: 1785).·
  • J. Rasker, De Nederlands Hervormde Kerk vanaf 1795 (7e druk, Uitgeverij Kok: 2004), 158-162.·
  • Brom, Herleving van de kerkelijke kunst in katholiek Nederland (ARS Catholica, Leiden: 1933).·
  • Pijfer, J. Roes, Memoriale. Katholiek leven in Nederland in de twintigste eeuw (Waanders Uitgeverij, Zwolle: 1996).·
  • A. Spitzen, De ontwikkeling der kerkleer en ’s Pausen onfeilbaarheid een woord voor onze dagen, ook bepaald in antwoord op het bekende stuk van Mgr. Dupanloup, (Henri Bogaerts, ’s Hertogenbosch/Amsterdam: 1870).·
  • de Coninck, P. Dirkse, Roomsch in alles. Het rijke roomse leven 1900-1950 (Waanders Uitgeverij, Zwolle: 1996).·
  • J. Margry, Teedere quaesties: religieuze rituelen in conflict (Uitgeverij Verloren, Hilversum: 2000), 261-330, 371-408, 421-425.

artikelen

  • J. Looyenga, ‘Heukelum, Gerardus Wilhelmus van (1834-1910)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/heukelum [12-11-2013]·
  • J. Looyenga, ‘Mengelberg, Friedrich Wilhelm (1837-1919)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/mengelbergfw [12-11-2013]·
  • B. A. Tangelder, “Otto Spitzen”, uit Overijsselse Portretten Jubileumbundel 1958, bezocht via wieiswieinoverijssel.nl, laatst bijgewerkt in april 2014.·
  • van Biervliet, “Pugin, Hellner en Bethune in een neogotisch jubeljaar,” in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiendenis, Vol. 132, Nr 1-2 (1995).· Rooms-katholieke religieuze broederschappen in Nederland in de 19e eeuw. 19e eeuwse broederschappen als studieobject, Resources Huygens KNAW, http://resources.huygens.knaw.nl/broederschappen/gids/inleiding/negentiendeeeuw