Schuilkerken in Zwolle
Kerkelijk Zwolle in de 16e eeuw
In 1528 gaat de bestuursmacht van het Oversticht (Overijssel) over van de Bisschop van Utrecht op de Habsburgse landheer Karel V. In zijn functie als keizer van Duitsland voert hij een centralisatie politiek met de bedoeling alle gebiedsdelen van zijn rijk onder zijn direct beheer te krijgen. De misstanden in de Rooms Katholieke kerk zijn groot en de dageraad van de Reformatie aanstaande. De druk vanuit de centrale overheid zal leiden tot de Nederlandse Opstand en de keuze van het Protestants geloof voor de gebieden, die zich bij de opstand aansluiten; opstand tegen het centrale gezag en de keuze voor de Reformatie kunnen daarom nooit los van elkaar gezien worden.
Karel V wordt in 1555 als Heer der Nederlanden opgevolgd door zijn zoon Phillips II. In 1560 geeft de door hem aangestelde bisschop van Deventer het patronaatschap van de Zwolse Sint Michaëlkerk over aan de stad Zwolle. In 1567 zendt Philips II als koning van Spanje, de hertog van Alva naar het opstandig gebiedsdeel om orde op zaken te stellen. Een jaar later begint de Tachtigjarige Oorlog.
In 1580 sluit Zwolle zich bij de opstand aan en kiest het stadsbestuur voor de Reformatie. De bezittingen van de Sint Michaëlkerk en Onze Lieve Vrouwekerk vervallen allemaal aan de stad Zwolle. De monniken verlaten hun verblijven bij de Bethlehemkerk en de Broerenkerk.
Directe gevolgen van de veranderde situatie voor Katholiek Zwolle
Omdat de parochies zijn opgeheven, vormen zich langzamerhand hergroeperende Katholieke geloofsgemeenschappen die “Staties” genoemd worden. Priesters van deze Staties staan onder een aartspriester (deken). Zwolle wordt ingedeeld bij het aartspriesterschap Salland Drenthe. Slechts 20% van de Zwollenaren is rond 1600 nog katholiek. De eerste seculiere priesters, die zich in de veranderde situatie staande weten te houden hebben het niet gemakkelijk. Regelmatig worden zij opgepakt en worden ze veroordeeld tot hoge boetes en daarna uit Zwolle verbannen.
De paters van de orde van de Jezuïeten lukt het beter. In 1613 krijgt de Jezuïet Arnoldus Carthius een vast verblijf in het huis “De Drie Kranen” in de Diezerstraat (nu nr. 21) rechts van de Spiegelsteeg. Hier wordt de eerste Zwolse Schuilkerk gevestigd. De eerste vestiging van een Statie is zeker een succes, want heel snel is de Schuilkerk te klein voor de katholieke kerkgemeenschap. In 1630 wordt de Statie in de Diezerstraat opgedeeld in twee nieuwe Schuilkerken in het Hoornsteegje en in de Koestraat.
Het huis op de hoek met de Melkmarkt, gezien rechts van het Hoornsteegje (nu Melkmarkt nr. 6) is eigendom van de familie Van Sonsbeek. De naam van het huis is “Het Vergulde Gouden Hoorn”, kortweg “Het Hoorn”. De Hoornsteeg is naar de naam van dit huis vernoemd. In het achterhuis wordt de “Steegjeskerk” op de bovenverdieping gevestigd.
Rond de vestiging in de Koestraat ontstaan problemen van katholieke aard. In 1618 is n.l. Folkert Herkinge benoemd als (seculier) pastoor van Zwolle. Pas in 1622 vindt hij een vaste stee bij juffer Van Vilsteren in de Koestraat. Hier kan hij blijven tot 1636, wanneer juffer Van Vilsteren sterft. Ondanks het feit, dat het pand vermaakt is aan de seculiere geestelijkheid, wil de familie beslist dat het woonhuis door de Jezuïeten betrokken zal worden, omdat ook de Statie van de Jezuïeten in de Koestraat gevestigd is in het huis van Juffrouw van Haersolte. Het komt tot een langdurig proces, waarbij pastoor Herkinge verliest en dan uit het pand moet vertrekken. Hij trekt in bij de weduwe Sweersen in een pand in de Bitterstraat met een achteruitgang in de Nieuwstraat. De hoofdingang van het pand is onder een steunboog gelegen. Vandaar dat het pand naam draagt “Onder de Bogen”. Wanneer de weduwe in 1641 sterft, koopt de pastoor het pand van de erfgenamen.
In 1631 komt de oud-Zwollenaar Arnoldus Waeijer naar zijn geboortestad terug en wordt priester gewijd door Folkert Herkinge. In 1638 sticht Waeijer in de Spiegelsteeg een nieuwe Statie. In 1660 wordt hij officieel aangesteld als aartspriester van Salland en Drenthe. Hieraan wordt geen ruchtbaarheid gegeven. Dit blijkt onverstandig te zijn. In 1662 overlijdt Folkert Herkinge en menen opvolgers van hem, zoals Bernardus van Someren, dat hun de eer van aartspriesterschap toekomt. Dit leidt tot spanningen tussen de priesters van de vier Staties, voornamelijk tussen de 2 pastoors van de Spiegelsteeg, Waeijer, en de statie Onder de Bogen, Van Someren.
Het gebruik van de Zwolse Schuilkerken in de 17e eeuw
Tot 1672 wordt zeer streng erop toegezien, dat er geen katholieke eredienst of het toedienen van sacramenten plaatsvindt. De Schuilkerken zijn voor niet ingewijden vrijwel onvindbaar. In de huizen, waar schuilkerken gevestigd zijn, is de ruimte, waarin de mis wordt opgedragen, niet als zodanig herkenbaar. Na de mis worden het altaar, de miskelken, kandelaars en misgewaden direct opgeborgen in geheime kasten, die moeilijk te vinden zijn, omdat de doorgangen naar deze kasten volledig geheim zijn en kunstig zijn weggewerkt in het huisinterieur. Ook is het niet zo, dat het op zou vallen, dat katholieke Zwollenaren op sommige dagen wel heel veel bezoek krijgen. In aanpalende huizen zijn geheime (door)gangen aangebracht, zodat je volkomen ongezien in de Schuilkerk kunt komen.
Toch is het stadsbestuur in Zwolle er bijzonder opgesteld, om “paapse stoutheid” te ontdekken; nu niet zozeer, omdat het stadsbestuur Protestants is, maar eerder om de stevige boetes te incasseren en daarmee de gemeentekas te spekken. Dat gebeurt dan ook regelmatig. Bij verdachte katholieken wordt regelmatig huisgehouden. De schade, die wordt aangericht is enorm; gevonden wordt er zelden iets.
In 1669 handelt pastoor Van Someren onverstandig. Hij wil de Statie Onder de Bogen omzetten als een echt katholiek kerkgebouw, 12 m. lang, 7,5 m. breed en 5 m. hoog. Bouwmaterialen worden aangesleept. Dit valt natuurlijk op. Het stadsbestuur grijpt in, hoge boetes werden uitgedeeld. In 1670 volgt de bepaling, dat katholieken niet meer naast elkaar mogen wonen. Hierdoor kunnen geheime (door)gangen niet meer gebruikt worden.
Op 17-03-1670 overlijdt Juffrouw van Haersolte in de Koestraat. De Schuilkerk, die in haar huis haar plaats had, verhuist hierdoor naar de woning van de heer Van der Straten eveneens aan de Koestraat vanuit de Koestraat gezien op de rechterhoek met de Praubstraat.
Een Katholiek intermezzo
1672 staat in onze vaderlandse geschiedenis beken als het “Rampjaar”, omdat ons land in oorlog komt met Engeland, Frankrijk en de Duitse Bisdommen Munster en Keulen. Zo wordt Zwolle kort na 11 juni bezet door bisschop Bernhard van Galen, beter bekend onder zijn bijnaam “Bommen Berend”. De Katholieke kerk wordt weer de heersende godsdienst. Pastoor Waeijer van de Spiegelsteeg en pastoor Van Someren van “Onder de Bogen” dragen weer de mis op in de St. Michaëlkerk; de Jezuïetenpaters van de Koestraat en het hoornsteegje krijgen de Bethlehemkerk tot hun beschikking. De protestante eredienst krijgt zijn plaats in de OLV Kerk (Basiliek), die al vanaf 1581 niet meer voor de eredienst gebruikt wordt. Dit intermezzo duurt maar drie jaar. Op 6-05-1674 preekt Arnoldus Waeijer voor het laatst in de Grote Kerk, omdat er vrede tussen ons land en de Bisschop van Munster gesloten is. De St. Michaëlkerk wordt weer Protestants; de andere kerken worden niet meer als godshuis gebruikt.
De tijd van gedogen van de Katholieke eredienst in de Schuilkerken
Toch heeft het katholiek intermezzo gevolgen gehad voor de positie van de katholieke misviering in de schuilkerken. Vanaf 1674 wordt de mis gedoogd. Dit is grotendeels te danken aan de houding van aartspriester Arnoldus Waeijer t.o.v. de Reformatie gedurende dit intermezzo. Zo gebeurt het nu wel, dat verbouwingen in de staties plaatsvinden. De Jezuïetenstatie in het Hoornsteegje wordt op last van pater P. Verdonck verbouwd. De kerkruimte, die op de bovenverdieping van het achterhuis zijn plek had krijgt nu zijn plaats op de benedenverdieping. Dit tot ongenoegen van de gelovigen. De nieuwe kerk is slecht geconstrueerd. Pater Verdonck laat daarop de vloer van de kerkruimte ophogen en laat de preekstoel aan de muur bevestigen. Dit heeft het nadeel, dat het preken en het zingen ook buiten te veel hoorbaar is.
In 1682 wordt Alardus Blockhoven pastoor van de Statie Onder de Bogen. Wat pastoor Van Someren in 1669 niet voor elkaar kreeg, lukt hem in 1691 wel: de kerkruimte van de statie wordt aanzienlijk vergroot en er wordt een sacristie ingericht.
De verhouding van de priesters van de seculiere Staties (Spiegelsteeg en Onder de Bogen) en de paters van de Jezuïeten Staties (Hoornsteegje en Koestraat) wordt er tegen het eind van de 17e eeuw niet beter op. Een leerstellig conflict licht hieraan ten grondslag. In 1702 wordt apostolisch vicaris Petrus Codde naar Rome ontboden om zich te verantwoorden. Hij wordt te licht bevonden en uit zijn functie ontheven. Dit heeft tot gevolg dat door de Staten van Holland alle Jezuïtische priesters uit de Republiek verbannen worden. Omdat de conflictsituatie tussen pastoor Blockhoven en de Jezuïeten in Zwolle voor veel onrust gezorgd heeft, volgt Zwolle het Hollandse voorbeeld. Hierdoor verliest de Steegjeskerk haar geestelijke herders.
Officieel wordt in 1707 de Steegjeskerk een seculiere statie. Gedurende de 18e eeuw zijn er in Europa verschillende conflictsituaties tussen de Orde van de Jezuïeten en de overheid. Dikwijls gaat het om privésituaties van gezagsdragers, die niet op hun vingers gekeken willen worden. Uiteindelijk zal dit ertoe leiden, dat de Orde van de Jezuïeten in 1773 door de paus wordt opgeheven, al zij het voor een tijdelijke periode. De statie in de Koestraat blijft een statie van de orde van de Jezuïeten en blijft zelfstandig, ook na 1773. Pas in 1796 sterft de laatste Jezuïetenpriester.
De Franse tijd (1795-1813)
In 1795 krijgt ons land te maken met de gevolgen van de Franse Revolutie. Dit betekent, dat Stadhouder Willem V oversteekt naar Engeland en in Nederland de Bataafse Republiek wordt uitgeroepen. In 1796 wordt de wet aangenomen, dat alle voor godsdienst gebruikte gebouwen verdeeld moeten worden over de kerkgenootschappen. Dit is een papieren wet, die vrijwel nergens wordt toegepast. Om de uitvoering daadwerkelijk van de grond te krijgen hebben wij koning Lodewijk Napoleon nodig, die van 1806-1810 koning van Holland is. In 1809 zorgt hij ervoor dat de Onze Lieve Vrouwekerk weer voor de eucharistieviering gebruikt kan worden.
Twee van de vier staties zijn op dat moment zeer aan onderhoud toe. Dit zijn de Statie in de Spiegelsteeg en de statie in de Koestraat. Het kerkbestuur wil de statie in de Spiegelsteeg opheffen en samenvoegen met de statie Onder de Bogen. Dit gebeurt in 1809. In 1811 treft de statie in de Koestraat hetzelfde lot. De statie wordt toegevoegd aan de statie in het Hoornsteegje: de “Steegjeskerk”. Vanzelfsprekend zijn beide kerken te klein voor alle gelovigen, maar vanaf 1811 kan de Onze Lieve Vrouwekerk weer voor de eredienst gebruikt worden. Dit gebeurt om de week door de priester van de Steegjeskerk of de priester van de Statie Onder de Bogen.
Voorbereiding op de Onze Lieve Vrouweparochie en Michaëlparochie
Er ontstaat in 1846 een rivaliteit tussen pastoor Antonius Tempelman van Onder de Bogen en pastoor Henricus van Kessel van de Steegjeskerk. Beiden azen op de Onze Lieve Vrouwekerk. In het conflict trekt Tempelman aan het kortste eind. Zijn statie in de Nieuwstraat voldoet weliswaar niet aan de eisen die aan een kerk gesteld kunnen worden en is veel te klein, ook verkeert het gebouw in een slechte bouwkundige staat; voor de Steegjeskerk geldt dit evenzo. Henricus van Kessel mag zich erop voorbereiden, dat hij de laatste pastoor van de Steegjeskerk is en de eerste vaste pastoor van de Onze Lieve Vrouwekerk, na de weer in gebruikneming van de kerk na 1811.
Antonius Tempelman moet ervoor zorgen, dat er een nieuwe Michaëlkerk komt. Hij neemt contact op met architect Theo Molkenboer. Deze ontwerpt de z.g. Waterstaatskerk, een neoclassicistisch gebouw, gefinancierd in opdracht van de landelijke overheid door het Ministerie van Waterstaat. In 1848 wordt de statie van Onder de Bogen afgebroken en vervangen door deze nieuwe parochiekerk in de Nieuwstraat gewijd aan de Zwolse patroonheilige, de aartsengel Michaël.
In 1848 vindt in ons land door het toedoen van de staatsman Johan Rudolph Thorbecke, geboren in Zwolle, een grondwetswijziging plaat, waardoor er een strikte scheiding komt tussen kerk en staat. De Rooms Katholieke kerk is hierdoor geen kerkgenootschap meer, dat gedoogd wordt, maar een geloof dat officieel wordt erkend. Hierdoor wordt in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie weer in ons land hersteld en wordt door het Vaticaan in Utrecht een aartsbisschop aangesteld. Dit is Mgr. Johannes Zwijsen. Zwolle wordt opgedeeld in twee parochies. De Michaëlparochie ten noorden van het riviertje de Aa met Andreas Ignatius Schaepman (de latere aartsbisschop) als pastoor van de nieuwe Michaëlkerk en ten zuiden van de Aa de Onze Lieve Vrouweparochie met Henricus van Kessel als pastoor van de in 1811 weer in gebruik genomen Onze Lieve Vrouwekerk. Tijdens zijn pastoraat zal de Steegjeskerk worden ontmanteld in 1855 en bezittingen worden overgebracht naar de Onze Lieve Vrouwekerk; het gebouw, waarin de Steegjeskerk was gevestigd, wordt verkocht.
Gebruikte literatuur:
Mensen van mondig geloof: De lange geschiedenis van de Sint Michaëlparochie te Zwolle door
H.A. Stalknecht. – Eindredactie Annèt H.M. Bootsma -Van Hulten. – Zwolle, Waanders, 2007.
In de gebruikte literatuur is er sprake van vijf Schuilkerken, waarbij de eerste Schuilkerk in zekere zin de opmaat was van beide Schuilkerken die door de Orde van de Jezuïeten werden gesticht. Vandaar, dat in de meeste publicaties over katholiek Zwolle in de 17e en 18e eeuw wordt uitgegaan van vier Schuilkerken of Staties.
1.Jezuïetenstatie in de Diezerstraat (1613 – 1630)
In 1613 krijgt de Jezuïet Arnoldus Carthius een vast verblijf in het huis “De Drie Kranen” in de Diezerstraat (nu nr. 21) tegenover de Spiegelsteeg. Hier wordt de eerste Zwolse Schuilkerk gevestigd. De eerste vestiging van een Statie is zeker een succes, want heel snel is de Schuilkerk te klein voor de katholieke kerkgemeenschap. In 1630 wordt de Statie in de Diezerstraat opgedeeld in twee nieuwe Schuilkerken in het Hoornsteegje en in de Koestraat.
2. Jezuïetenstatie in de Hoornsteeg (1630 – 1855)
Het huis op de hoek van de Melkmarkt (nu nr. 6) direct rechts van het Hoornsteegje is eigendom van de familie Van Sonsbeek. De naam van het huis is “Het Vergulde Gouden Hoorn”, kortweg “Het Hoorn”. Het Hoornsteegje is naar de naam van dit huis vernoemd.
In het achterhuis wordt de “Steegjeskerk” op de bovenverdieping gevestigd.
Na 1674 wordt de Jezuïetenstatie in het Hoornsteegje op last van pater P. Verdonck verbouwd. De kerkruimte, die op de bovenverdieping van het achterhuis zijn plek had krijgt nu zijn plaats op de benedenverdieping. Dit tot ongenoegen van de gelovigen. De nieuwe kerk is slecht geconstrueerd. Pater Verdonck laat daarop de vloer van de kerkruimte ophogen en laat de preekstoel aan de muur bevestigen. Dit heeft het nadeel, dat het preken en het zingen ook buiten te veel hoorbaar zijn.
Officieel wordt in 1707 de Steegjeskerk een seculiere statie.
3. Jezuïetenstatie in de Koestraat (1630 – 1811)
De statie in de Koestraat eerst in het huis van Juffrouw Van Haersholte en van af 1670 in het huis van de heer Van der Straten op de hoek van de Koestraat rechts van de Praubstraat, blijft een statie van de orde van de Jezuïeten. In 1796 sterft de laatste Jezuïetenpriester. In 1811 wordt de Statie in de Koestraat opgeheven en verhuizen de bezittingen naar de Steegjeskerk.
4. Seculiere Statie Onder de Bogen (1636 – 1848)
De Statie is gevestigd in een pand van de weduwe Sweersen in de Bitterstraat met achteringang in de Nieuwstraat. De hoofdingang van het pand is onder een steunboog gelegen. Vandaar dat het pand naam draagt “Onder de Bogen”. Wanneer de weduwe in 1641 sterft, koopt pastoor Folkert Herkinge het pand van de erfgenamen.
In 1669 handelt pastoor Van Someren onverstandig. Hij wil de Statie Onder de Bogen omzetten als een echt katholiek kerkgebouw, 12 m. lang, 7,5 m. breed en 5 m. hoog. Bouwmaterialen worden aangesleept. Dit valt natuurlijk op. Het stadsbestuur grijpt in, hoge boetes werden uitgedeeld. In 1670 volgt de bepaling, dat katholieken niet meer naast elkaar mogen wonen. Hierdoor kunnen geheime (door)gangen niet meer gebruikt worden.
In 1682 wordt Alardus Blockhoven pastoor van de Statie Onder de Bogen. Wat pastoor Van Someren in 1669 niet voor elkaar kreeg, lukt hem in 1691 wel: de kerkruimte van de statie wordt aanzienlijk vergroot en er wordt een sacristie ingericht. In 1848 wordt de statie van Onder de Bogen afgebroken en vervangen door deze nieuwe parochiekerk in de Nieuwstraat gewijd aan de Zwolse patroonheilige, de aartsengel Michaël.
5. Seculiere Statie in de Spiegelsteeg (1638 – 1809)
In 1631 komt de oud-Zwollenaar Arnoldus Waeijer naar zijn geboortestad terug en wordt priester gewijd door Folkert Herkinge. In 1638 sticht Waeijer in de Spiegelsteeg een nieuwe Statie. In 1660 wordt hij officieel aangesteld als aartspriester van Salland en Drenthe. Hieraan wordt geen ruchtbaarheid gegeven. Dit blijkt onverstandig te zijn. In 1662 overlijdt Folkert Herkinge en menen opvolgers van hem, zoals Bernardus van Someren, dat hun de eer van aartspriesterschap toekomt. Deze Statie wordt opgeheven in 1809 en samengevoegd met de Statie Onder de Bogen. Helaas is de exacte locatie van deze Statie niet vermeld in de gebruikte literatuur aangaande de periode van de staties.
Henk Bach juni 2019
Niet katholieke schuilkerken
In Zwolle waren ook niet katholieke schuilkerken. De bekendste zijn de Doopsgezinde Kerk in de Wolweverstraat en de Lutherse kerk in de Koestraat.
De Waalse kerk (Eglise Wallonne) kreeg een plek in de oude kapel St. Geertruide aan de Schoutenstraat in Zwolle. Die werd toegewezen door de gemeente. Dit betekent dan ook dat deze kerk geen schuilkerk genoemd kan worden.
Lutherse Kerk Zwolle 2019
Doopsgezinde kerk Zwolle 2019
Henk Bach en Paulus ten Doeschate, juli 2019