De roerige geschiedenis van een religieus object
Juliet ReschHet Moordenaarskruis is een eikenhouten crucifix, gemaakt in de late veertiende eeuw. Tegenwoordig is het te bewonderen in de Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopneming basiliek in Zwolle. Het crucifix hangt daar aan de noordwand van het koor. Dit object is echter niet altijd gebruikt als decoratie. Zo werd het tot in de zestiende eeuw waarschijnlijk meegedragen met processies waarbij veroordeelden naar de plaats van executie werden gebracht. Vandaar de naam: het Moordenaarskruis.
Het Moordenaarskruis is één van de oudste objecten van de basiliek in Zwolle. Volgens kunsthistoricus Désiré Bouvy is het gemaakt tussen 1375 en 1400 [1]. Deze conclusie is gebaseerd op de manier waarop de plooien van het lendendoek, het gezicht van Christus, en de voeten zijn uitgesneden. Helaas weten we niet precies wie het crucifix heeft gemaakt. Wel mogen we aannemen dat het gemaakt is in Zuid-Nederland. Houtsnijwerk was namelijk een bloeiende kunstvorm in het hertogdom Brabant en in het gebied rond de Maas in de Hoge en Late Middeleeuwen [2].
Wanneer we het crucifix van dichtbij bekijken, zien we dat het lichaam van Christus uit één stuk hout is gesneden. De armen werden echter later toegevoegd. Dit was de normale gang van zaken bij het vervaardigen van crucifixen [3]. Deze werkwijze maakte de armen echter wel kwetsbaar. Het is dus niet verrassend dat de huidige armen van Jezus op dit crucifix niet origineel zijn (zie afbeelding 1). De armen van Christus zijn echter niet de enige delen die in de loop der tijd zijn vervangen. Ook het kruis waaraan Jezus hangt is niet het oorspronkelijke, middeleeuwse kruis. Verder heeft er in het verleden een gat in Christus’ borst gezeten met daarin een reliek van het Heilige Kruis. Dit reliek is echter in de jaren zeventig gestolen waarna het gat werd gedicht. Het Moordenaarskruis heeft al met al in de loop der jaren heel wat meegemaakt.
In de Middeleeuwen
Zoals in de introductie over het Moordenaarskruis al aan de orde kwam, is dit crucifix gemaakt in de late veertiende eeuw. In die tijd was Zwolle een welvarende stad waarin handel en nijverheid konden bloeien [4]. Als gevolg nam het aantal inwoners in de stad toe. Het waarborgen van orde door het stadsbestuur was dan ook van groot belang. Wangedrag werd bestraft door middel van boetes, lijfstraffen, of verbanning. Lange gevangenisstraffen kwamen in die tijd niet vaak voor; gevangenen kostten immers geld. Voor zeer zware misdaden, zoals moord, verkrachting, sodomie, en (in sommige gevallen) diefstal, kon men de doodstraf krijgen [5]. De doodstraf, in de meeste gevallen door middel van ophanging of onthoofding, werd niet vaak uitgevoerd. Was dit wel het geval, dan betrof het vaak misdadigers van buiten de stad [6]. In eerste instantie werden executies alleen uitgevoerd binnen de stadsmuren. Vanaf ongeveer 1438 was er echter ook een executieplaats buiten de muren van Zwolle.
Zoals in iedere samenleving in middeleeuws Europa het geval was, had de Kerk een grote invloed op het dagelijks leven in Zwolle. De Kerk hield zich echter niet alleen bezig met het zielenheil van de brave burgers, maar ook met het zielenheil van veroordeelden. Zo bezocht een geestelijke de nacht voor de executie de veroordeelde in zijn of haar cel. In Zwolle waren deze cellen te vinden in de kerkers van het oude stadhuis aan de Sassenstraat. De geestelijke zat, bad, en zong met de veroordeelde, praatte met hem of haar over het geloof, en bood de nodige steun [7]. De volgende morgen begeleidde een priester de veroordeelde door de stad naar de plaats van executie: de Grote Markt van Zwolle. Het was van de kerker naar het schavot maar een korte wandeling (250 – 300 meter) voordat de ter dood veroordeelde de laatste adem zou uitblazen. Het is daarom goed mogelijk dat de verbinding tussen de Sassenstraat en de Grote Markt om deze reden de “Korte Ademhalingssteeg” heet [8].
Tijdens de processie speelde het Moordenaarskruis een belangrijke rol. Het bevond zich vooraan de stoet en werd hoog in de lucht gehouden, waarschijnlijk door een bediende van de priester. De veroordeelde kreeg op deze manier de gelegenheid om voor de laatste keer vergeving van zijn of haar zonden te vragen aan God. Het Moordenaarskruis kan dus gezien worden als een medium dat een persoonlijk moment creëerde tussen de veroordeelde en God [9]. Hier moet echter wel een kanttekening bij geplaatst worden. Hoewel het crucifix in de volksmond het “Moordenaarskruis” wordt genoemd, zijn er (tot nu toe) geen bronnen uit de Middeleeuwen bekend die het grimmige gebruik ervan ook daadwerkelijk bevestigen. Toch mag de kracht van mondelinge overlevering niet onderschat worden. Tot het tegendeel bewezen is, mogen we voorzichtig aannemen dat het crucifix inderdaad tijdens processies werd meegedragen.
Het Moordenaarskruis was dus zeer waarschijnlijk een object dat de geestelijkheid van Zwolle gebruikte om mensen te helpen hun dood op een devote manier tegemoet te treden. Maar waarom werd dit zo belangrijk gevonden?
Volgens het laat middeleeuwse wereldbeeld was het bestaan op aarde maar tijdelijk. Van groter belang was het eeuwige leven daarna, hetzij in de hemel, hetzij in de hel [10]. Iedere christen (zelfs criminelen) kon gered worden van de hel. Hier stond wel iets tegenover: men moest worden gereinigd van zonden in het zogeheten vagevuur [11]. De duur en intensiteit van het verblijf in het vagevuur hing van verschillende factoren af, waaronder de wijze waarop iemand had geleefd. Wat echter ook van groot belang was, was het feit of iemand al dan niet spijt van zijn of haar zonden had getoond op het moment van overlijden. Het Moordenaarskruis hielp een veroordeelde al met al met het laatste.
Tijdens de Reformatie
In het hoofdstuk “Het Moordenaarskruis… in de Middeleeuwen” werd al geconstateerd dat het redden van de ziel van groot belang was (en is) voor het christelijke wereldbeeld. Dit kunnen we ook terugzien in het Moordenaarskruis zelf. We zien een halfnaakte Christus, hangend aan het kruis: een duidelijke verwijzing naar de Passie. Zijn hoofd met daarop de doornenkroon kantelt naar zijn rechter schouder, zijn ogen zijn gesloten. Zijn hele houding suggereert dat hij stervende is. De fysieke kwelling van Christus is duidelijk benadrukt; een kenmerk van bijna alle crucifixen gemaakt vanaf de twaalfde eeuw [12]. De nadruk op het lijden van Christus werd echter niet als negatief ervaren. Het werd juist gezien als bewijs van Christus’ goddelijke liefde en de reden voor de menselijke verlossing. Het Moordenaarskruis was daarom een krachtig symbool voor hoop op een eeuwig leven in de hemel.
De fysieke en materiële vormen van devotie, waar het Moordenaarskruis een goed voorbeeld van is, werden bekritiseerd in de zestiende eeuw. De volgers van een nieuwe stroming binnen het christelijk geloof, de protestanten, begonnen zich te verzetten tegen de verering van afbeeldingen en relieken. Ook in Zwolle werd dergelijke kritiek geuit. In het begin van de Reformatie was de steun voor het protestantisme echter nog gering. Het overgrote deel van de inwoners van Zwolle gaf de voorkeur aan de “vertrouwde” religieuze traditie. In de rest van Nederland, en dan met name in het zuiden, won de nieuwe godsdienst wel snel terrein. Deze ontwikkeling viel niet in goede aarde bij koning Filips II van Spanje (1527 – 1598), een gepassioneerd katholiek en tevens heer der Nederlanden sinds 1555. Zijn reactie was dan ook de vervolging van ketters. Als gevolg maakte het stadsbestuur van Zwolle op 16 december 1560 bekend dat zij deelnemers aan geheime, protestantse bijeenkomsten in het vervolg streng zouden vervolgen. In werkelijkheid werd echter niet één van de gearresteerde protestanten ter dood veroordeeld, enkel verbannen [13].
In andere delen van de Nederlanden werd de vervolging van ketters een stuk serieuzer genomen, tot groot ongenoegen van de Nederlandse bevolking en de adel. Op 5 april 1566 richtte een deel van de adel zich dan ook tot Margaretha van Parma (1522 – 1586), de halfzus van Filips en door hem benoemd tot landsvrouwe van de Nederlanden. Zij boden Margaretha het zogenaamde “smeekschrift” aan, waarin ze hun afkeur over de kettervervolgingen lieten blijken en vroegen om een milder beleid. In afwachting van het antwoord van Filips, stemde Margaretha in [14]. Hoewel van volledige vrijheid voor het protestantisme geen sprake was, werd dit wel door velen zo opgevat. De protestanten begonnen openlijk te preken, vaak in de open lucht. De toon van deze hagenpreken werd steeds feller, met als gevolg de vernieling van vele religieuze afbeeldingen, standbeelden en monumenten in augustus en oktober 1566. Een reactie van Filips op deze beeldenstorm bleef niet uit. Hij zond de hertog van Alva samen met een groot leger naar Brussel om orde op zaken te stellen. In plaats van de opstand te onderdrukken, verergerde de situatie in Nederland alleen maar, met als resultaat de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648).
De situatie in Zwolle was in eerste instantie redelijk vredig. Tijdens de beeldenstorm van 1566 bleven de objecten van de kerken in en om Zwolle ongedeerd. Blijkbaar werd eendracht in de stad belangrijker gevonden dan agressieve uitingen van religieuze tegenstellingen [15]. Deze politieke en religieuze harmonie bleek echter tijdelijk. Onderdrukte spanningen kwamen tot een uitbarsting op 15 juni 1580 met als gevolg een kleinschalige burgeroorlog. De katholieken dolven het onderspit. In de dagen daarna werden verschillende huizen van belangrijke katholieke burgers bestormd en geplunderd, evenals verschillende kerken. Vanaf 1581 was het openlijk uitoefenen van het katholieke geloof verboden.
Na de beeldenstorm
Tijdens de beeldenstorm, een gevolg van de Reformatie, zijn veel katholieke kerkschatten verloren gegaan. Sommige voorwerpen konden echter tijdig in veiligheid worden gebracht, waaronder het Moordenaarskruis. Gezien het openlijk belijden van het katholieke geloof verboden was, kon het Moordenaarskruis niet meer met katholieke processies meegedragen worden. Het werd daarom opgeborgen in het Heilige Geest-gasthuis in de Diezerstraat. In 1672 werd het hier gevonden door de katholieke pastoor Arnoldus Waeyer (1606 – 1692). In zijn memoires schreef hij over deze vondst het volgende:
‘Wetende, datter een beelt, wel gesneden, namentlijck Christi hangende aen ’t cruijs, in ’t gasthuijs van den H. Geest boven op den solder lagh, hebbe versocht ‘tselve te mogen hebben, soo mij toegestaen is. De oude manneties daer in ’t huijs, gereformeert, tot vier ofte sesse toe, namen dit crucifix op hunne schouderen en hebbende wel hondert ende meer jongens aghter hen, ende sij braghten het in de groote kercke in de camer onder het nieuwe werck.’[16]
Waeyer vond het crucifix tijdens de bezetting van Zwolle door troepen uit Münster en Keulen gedurende de Frans-Nederlandse Oorlog (1672 – 1679) [17]. Tijdens deze bezetting was het de katholieken toegestaan om hun geloof openlijk uit te oefenen. Het Moordenaarskruis werd dan ook door pastoor Waeyer opgeknapt en kreeg een plaats in de nieuw ingerichte Sint-Michaëlskerk aan de Grote Markt. Het is heel goed mogelijk dat de armen van Christus en het middeleeuwse kruis toen zijn vervangen. Verder kunnen we, als we de lendendoek van Christus goed bekijken, sporen van rode verf ontdekken (zie afbeelding 7). Het is mogelijk dat dit ook hoorde bij de renovatie van het crucifix door Waeyer.
Het Moordenaarskruis werd dus opnieuw in gebruik genomen, maar dit keer niet in processies. Volgens de memoires van pastoor Waeyer werd het crucifix in het koor van de Sint-Michaëlskerk gehangen, achter het altaar. Het functioneerde dus als een altaarkruis; goed zichtbaar voor de gelovigen die de mis bijwoonden. In deze nieuwe context benadrukte het crucifix vooral het verband tussen de kruisiging en de eucharistievieringen die zich ervoor afspeelden. De hernieuwde katholieke status van de Sint-Michaëlskerk was echter maar van korte duur. In 1674 eindigde de bezetting van Zwolle en moesten de katholieken opnieuw de kerk verlaten. Ook het Moordenaarskruis werd uit de kerk gehaald en meegenomen door pastoor Waeyer [18]. Waeyer nam het crucifix echter niet mee voor privé gebruik. Tijdens de nasleep van de Reformatie waren geheime plekken ingericht waar katholieken hun geloof konden belijden. Deze plaatsen worden ook wel de schuilkerken genoemd. Ook in Zwolle werden verschillende schuilkerken opgericht (vier in totaal) en één daarvan, gelegen op de hoek van de Spiegelsteeg en de Nieuwstraat, werd beheerd door Waeyer [19]. In deze schuilkerk kreeg het crucifix een plaats. Helaas weten we niet precies welke functie het crucifix in deze ruimte vervulde. Waarschijnlijk werd het, net als in de Sint-Michaëlskerk, als altaarkruis gebruikt.
In de Onze-Lieve-Vrouwe basiliek
In 1798 werd de onderdrukking van het katholieke geloof in Nederland opgeheven. De katholieken mochten hun geloof weer openlijk uitoefenen. Een aantal jaar later, in 1809, werd de Onze-Lieve-Vrouwe basiliek aan de katholieken teruggegeven door Lodewijk Napoleon, de broer van Napoleon Bonaparte en tevens koning van Nederland van 1806 tot 1810. De eerste mis werd op 24 augustus 1811 gevierd. In dat jaar werd ook het Moordenaarskruis in de basiliek geplaatst [20]. Het crucifix werd echter niet direct aan de noordwand van het koor (de huidige plaats) gehangen. Zoals we op afbeelding 8 kunnen zien, heeft het ook nog een andere plek toegewezen gekregen: het zuid-westelijke kerkportaal (de voorhal van de kerk). De aanwezigheid van kaarsen suggereert dat het crucifix toentertijd niet enkel als decoratie diende, maar ook dienst deed als punt van gebed en bezinning.
Het kruis op afbeelding 8 verschilt echter met het huidige kruis. In het hoofdstuk “Na de beeldenstorm” hebben we al kunnen lezen dat het originele, middeleeuwse kruis hoogstwaarschijnlijk was vervangen in de zeventiende eeuw door pastoor Waeyer. Het is goed mogelijk dat het kruis op afbeelding 8 uit die tijd stamt. Volgens koster Paul van der Vegte is het houten beeld van Jezus in de jaren 1980 op het huidige kruis geplaatst. Daarna kreeg het crucifix een plaats in het koor van de basiliek.
Waar we in dit verhaal over de geschiedenis van het Moordenaarskruis nog maar weinig aandacht aan hebben besteed, is het reliek van het Heilige Kruis. Zoals in de introductie al naar voren kwam, zat het reliek in een gat in Christus’ borst. De plek waar dit gat heeft gezeten is nog steeds te zien. Maar wat is er met het reliek gebeurd? In 1947 werd het boek Middeleeuwsche Beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden van Désiré Bouvy gepubliceerd. In dit boek is ook een foto opgenomen van het Moordenaarskruis (zie afbeelding 9). Op deze foto, waarschijnlijk gemaakt in de jaren veertig, is het reliek van het Heilige Kruis te zien. Wat echter wel vreemd is, is dat Bouvy geen melding maakt van dit reliek. Nog eigenaardiger is het feit dat pastoor Waeyer het reliek niet heeft beschreven in zijn memoires. Hoewel het niet ongebruikelijk was dat processiekruisen en crucifixen voorzien waren van een reliek [21], is het toch opmerkelijk dat het reliek van het Moordenaarskruis nergens wordt genoemd. Het is dus goed mogelijk dat het reliek pas later aan het crucifix is toegevoegd, bijvoorbeeld na de schuilkerkentijd. Dit zou in ieder geval verklaren waarom Waeyer het niet benoemt in zijn memoires; toen was het er immers nog niet. Ook zou dit een reden kunnen zijn dat Bouvy het niet heeft vermeld. Zijn onderzoek was immers gericht op middeleeuwse beeldhouwkunst, niet op latere toevoegingen. Volgens de digitale database van de kerkcollectie is het reliek gestolen in de jaren zeventig [22], waarschijnlijk tijdens de (voorbereidingen van de) restauratie van de basiliek. De huidige locatie van het reliek is nog steeds een mysterie.
Epiloog
In de loop der jaren heeft het Moordenaarskruis veel meegemaakt. Zo werd het in de Middeleeuwen (vermoedelijk) gebruikt als processiekruis. Daarna heeft het, ten tijde van de Reformatie en de beeldenstorm, op de zolder van het Heilige Geest-gasthuis gelegen. Vervolgens is het Moordenaarskruis in de zeventiende eeuw, na de beeldenstorm, gevonden door pastoor Waeyer en heeft het tijdelijk als altaarkruis in de Sint-Michaëlskerk gestaan. Toen het in 1674 opnieuw verboden was om het katholieke geloof openlijk te belijden, is het crucifix in de schuilkerk van Waeyer geplaatst. Daar heeft het tot 1811 gestaan, waarna het in de Onze-Lieve-Vrouwe basiliek werd gehangen. Hier is het Moordenaarskruis nog steeds als decoratie aan de noordwand van het koor te bewonderen. Gezien de ouderdom en de roerige geschiedenis van het object zal het waarschijnlijk altijd als een waardevol deel van de collectie worden beschouwd.
Hoewel vele vragen zijn beantwoord in dit verhaal over het Moordenaarskruis, zijn er ook vele onbeantwoord gebleven. Zo kunnen we niet met zekerheid zeggen of het crucifix ook daadwerkelijk in de Middeleeuwen is meegedragen met processies waarbij veroordeelden naar de plaats van executie werden gebracht. Ook weten we niet waar het Moordenaarskruis in die tijd werd opgeborgen. Dat we “zwarte gaten” houden in onze kennis over het object is echter niet erg. Het zorgt er voor dat het Moordenaarskruis tot onze verbeelding blijft spreken. Het draagt al met al bij aan de magie van het object.
Dankwoord
Om het verhaal over het Moordenaarskruis te kunnen vertellen heb ik grondig onderzoek moeten verrichten. Dit had ik niet kunnen doen zonder de volgende mensen: Gerard ter Haar, Paulus ten Doeschate, Paul van der Vegte (Basiliek Zwolle), Andrew Irving (Rijksuniversiteit Groningen) en Annet van der Meer. Ontzettend bedankt voor jullie hulp. Ook zou ik graag het Museum Catharijne Convent willen bedanken voor het openstellen van de digitale kerkcollectie.
Bibliografie
Bach, Henk and Tom Waterreus. Verum, Pulchum et Bonum. De neogotiek en het interieur van de Onze Lieve Vrouwebasiliek te Zwolle, 2e druk. Zwolle: Parochie Thomas a Kempis, 2010.
Baragli, Sandra. (Trans. by Brian D. Philips.) European Art of the Fourteenth Century. Los Angeles: Getty Publications, 2007.
Berents, D. A. “Galg en rad: “wrede straffen” in laat-middeleeuws Utrecht.” in Misdaad, zoen en straf. Aspekten van de middeleeuwse strafrechtsgeschiedenis in de Nederlanden, ed. H. A. Diederiks and H. W. Roodenburg, 85 – 101. Hilversum: Verloren, 1991.
Bouvy, D. P. R. A. Middeleeuwsche Beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden. Amsterdam: A. A. Balkema, 1947.
Classen, Albrecht. “Death and the Culture of Death. Universal Cultural-Historical Observations, with an Emphasis on the Middle Ages.” In Death in the Middle Ages and Early Modern Time: The Material and Spiritual Conditions of the Culture of Death, ed. Albrecht Classen, 1 – 57. Berlin; Boston: De Gruyter, 2016.
Hourihane, Colum P., ed. The Grove Encyclopedia of Medieval Art and Architecture, vol. 1. Oxford: Oxford University Press, 2012.
Hove, Jan ten. Geschiedenis van Zwolle. Zwolle: Waanders Uitgevers, 2005.
Jensen, Robin M. The Cross. History, Art, and Controversy. Cambridge; Massachusetts, and London: Harvard University Press, 2017.
Louwen, Jan en Han Prins. Ach lieve tijd: 750 jaar Zwolsen, Zwollenaren tussen misdaad en straf (12). Zwolle: Waanders, 1987.
Meijer, G. A. Nopende het Aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten deser Nederlanden mitsgaders van eenige gedenckweerdige voorvallen. Wed. J. R. van Rossum, 1921. https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?objectsearch=crucifix&coll=boeken&identifier=MMKB02A%3A000030959%3A00221 (consulted 16 October 2018).
Museum Catharijneconvent. Kerkcollectie digitaal: Erfgoed in Kerken en Kloosters. Zwolle, Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming. https://kerkcollectie.catharijneconvent.nl/dashboard (consulted 17 October 2018).
Schmitt, Jean-Claude. Ghosts in the Middle Ages: The Living and the Dead in Medieval Society. Chicago; London: University of Chicago Press, 1998.
Terpstra, Nicholas. “Body Politics: The Criminal Body between Public and Private.” Journal of Medieval and Early Modern Studies 45, no. 1 (January 2015): 7 – 52.
Thompson, Michael. Rubbish Theory: The Creation and Destruction of Value, 2nd ed. London: Pluto Press, 2017.
Vries, Thom J. de. Geschiedenis van Zwolle. Deel 2: Van de invoering der Reformatie tot het jaar 1940. Zwolle: Tijl, 1961.
Zevenbergen, Luther. “Aanjagers van de Beeldenstorm: De eerste hagenpreken in het Westkwartier.” Geschiedenis Magazine 53, no. 6 (september 2018): 20 – 23.
[1] D. P. R. A. Bouvy, Middeleeuwsche Beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden (Amsterdam: A. A. Balkema, 1947), 33 – 34.
[2] Colum P. Hourihane, ed., The Grove Encyclopedia of Medieval Art and Architecture, vol. 1. (Oxford: Oxford University Press, 2012), 175 – 179.
[3] Sandra Baragli (vertaald door: Brian D. Philips), European Art of the Fourteenth Century (Los Angeles: Getty Publications, 2007), 111.
[4] Jan ten Hove, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle: Waanders Uitgevers, 2005), 103.
[5] D. A. Berents, “Galg en rad: “wrede straffen” in laat-middeleeuws Utrecht,” in Misdaad, zoen en straf. Aspekten van de middeleeuwse strafrechtsgeschiedenis in de Nederlanden, ed. H. A. Diederiks and H. W. Roodenburg (Hilversum: Verloren, 1991), 88 – 90.
[6] Ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 143.
[7] Nicholas Terpstra, “Body Politics: The Criminal Body between Public and Private,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 45, no. 1 (January 2015): 9.
[8] Jan Louwen en Han Prins, Ach lieve tijd: 750 jaar Zwolsen, Zwollenaren tussen misdaad en straf (12) (Zwolle: Waanders, 1987), 287.
[9] Ook in andere landen werden dergelijke rituelen uitgevoerd. Zo waren er in Italië in de Middeleeuwen broederschappen ontstaan die veroordeelden bijstonden tijdens hun laatste uren. In een poging de ziel van de veroordeelde te redden, hield men tijdens de processie naar het schavot een zogeheten tavoletta voor het gezicht van de veroordeelde. De tavoletta was in wezen een klein paneeltje waarop religieuze afbeeldingen waren geschilderd. De ogen van de veroordeelde werden al met al letterlijk op God gericht. Zie ook: Nicholas Terpstra, “Body Politics: The Criminal Body between Public and Private,” Journal of Medieval and Early Modern Studies 45, no. 1 (January 2015): 7 – 52.
[10] Albrecht Classen, “Death and the Culture of Death. Universal Cultural-Historical Observations, with an Emphasis on the Middle Ages,” in Death in the Middle Ages and Early Modern Time: The Material and Spiritual Conditions of the Culture of Death, ed. Albrecht Classen (Berlin; Boston: De Gruyter, 2016), 23.
[11] Jean-Claude Schmitt, Ghosts in the Middle Ages: The Living and the Dead in Medieval Society (Chicago; London: University of Chicago Press, 1998), 4.
[12] Robin M. Jensen, The Cross. History, Art, and Controversy (Cambridge; Massachusetts, and London: Harvard University Press, 2017), 151.
[13] Ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 246 – 247.
[14] Luther Zevenbergen, “Aanjagers van de Beeldenstorm: De eerste hagenpreken in het Westkwartier,” Geschiedenis Magazine 53, no. 6 (september 2018): 21.
[15] Ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 247 – 248.
[16] G. A. Meijer, Nopende het Aerts-priesterschap van Swolle naer de beroerten deser Nederlanden mitsgaders van eenige gedenckweerdige voorvallen (Wed. J. R. van Rossum, 1921), 217.
https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?objectsearch=crucifix&coll=boeken&identifier=MMKB02A%3A000030959%3A00221 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
[17] Henk Bach and Tom Waterreus, Verum, Pulchum et Bonum. De neogotiek en het interieur van de Onze Lieve Vrouwebasiliek te Zwolle, 2e druk (Zwolle: Parochie Thomas a Kempis, 2010), 88.
[18] Thom J. de Vries, Geschiedenis van Zwolle. Deel 2: Van de invoering der Reformatie tot het jaar 1940 (Zwolle: Tijl, 1961), 74.
[19] Ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 277.
20] Bach and Waterreus, Verum, Pulchum et Bonum, 88.
[21] Jensen, The Cross, 89 – 91.
[22] Museum Catharijneconvent, Kerkcollectie digitaal: Erfgoed in Kerken en Kloosters. Zwolle, Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Algemene gegevens
- Collectienummer: 10495-23
- Huidige locatie: Noordwand koor, Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopneming basiliek, Zwolle
- Plaats van vervaardiging: Zuid-Nederland
- Datering: 1375 – 1400
- Materiaal: Eikenhout
- Afmetingen: Corpus: ca. 78 cm hoog / 66 cm breed (met gestrekte armen); kruis: ca. 170 cm hoog / 80 cm breed